Hoe ver kun je gaan als schrijver? Ik vraag het mij regelmatig af, zeker nu ik mij heb gestort in David Sedaris’ boek Van je familie moet je heb hebben. Mijn zusje wilde dit boek kopen.
We waren bij de boekhandel van Books4life, waar ik al eens over blogde. Overigens zoekt deze boekhandel voor oktober een nieuwe locatie. Dus als je iets weet in Utrecht?
Bij Books4life is geen pinautomaat en ik had ook het geld van mijn zusje al opgemaakt aan een jurkje. Zij ging dus pinnen, ik had het weer goed geregeld en ik nestelde mij op de bank. Met dit boek.
De eerste zinnen in het boek sloegen toe: het oudste kind probeert altijd maar aan de hoogste verwachtingen te voldoen en van de jongste verwacht iedereen dat hij degene is die hun huis in brand steekt. Ik was verkocht. Gelukkig bleek de man van books4life – de jongste van 4 kinderen, geen verwachtingen dus – nóg een exemplaar te hebben.
Nou heb ik ook een familie. Ik noemde mijn zusje al. Verder heb ik een broertje en heb ik ouders. Een belangrijk basisgegeven. En schrijf ik soms verhalen, als ik zin heb. Eén van die verhalen schreef ik acht jaar geleden toen ik de studentenhuizen verliet en mijn eigen huis betrok. Een paar elementen zijn waar, maar het is zwaar aangezet. Toch kreeg ik ruzie met mijn ouders om dit verhaal.
Aan moeders heb ik netjes gevraagd of ik dit verhaal ondertussen mag gebruiken. Dat mocht. Lees en geniet!
Het verhaal: Ouders aan Huis
Na een lange jeugd bij mijn ouders en 10 jaar studentenkamers wilde ik iets voor mijzelf. Dus ging ik op woningjacht. Ik had al aardig wat woningen gezien. Ze waren stuk voor stuk afgrijselijk. De ene had geen ramen, de andere was bij mijn ex in de straat en de derde was alleen bereikbaar als je over de balustrade klom van de buren en dan vervolgens door de heg heen dook.
De hoop op een normale woonplek liet ik al bijna varen. Tót ik een woning in de krant zag staan: licht, zonnig, direct aan de weg en in een andere straat dan mijn ex. Ik prees mijzelf gelukkig met mijn enorme dosis doorzettingsvermogen en mijn onuitputtelijke positiviteit.
Op de kijkdag was ik met vakantie. Mijn moeder ging met een vriendin voor mij kijken. Het huis was geweldig! Dus besloot mijn moeder voor mij dat ik het nam.
Terug in Nederland kon ik mijn geluk niet op. Ik had een huis en ik had nog één week om te klussen vóór de rest van het leven weer begon. Daarbij kreeg ik hulp van ouders en vrienden. Mijn ouders wilden wel een sleutel lenen, want dat was handig met het klussen. Dat leek me prima.
Die dag zou ik gaan klussen samen met mijn moeder. Ik kwam iets later dan zij. Ze begroette me met: “De vuilnis komt morgen, schatje. Ik heb ze maar even gebeld. Oh ja. En de chemokar komt eens in de vier maanden. Ze zullen je de tijden nog opsturen. Hij stopt op het pleintje hier tegenover.”
Ik was nog niet bekomen van de schrik toen ze zei: “We hebben trouwens sleutels laten bijmaken voor ons. Dat leek ons handig. Dan kunnen we dozen met spullen in je huis zetten.” “Hier staat de verf voor de keuken,” onderbrak ik haar en ik dacht: Ok, die sleutel is wel handig, maar het zit me toch niet helemaal lekker. Zelf bijgemaakt? Dozen? Maar met de ruimte voor mijzelf in de nabije toekomst kon ik mij er niet druk om maken en we gingen aan de slag.
Twee maanden later kom ik thuis uit mijn werk. Als ik de voordeursleutel in het slot steek, hoor ik geluid achter de deur. Raar zeg! Ik doe de deur open en hoor stromend water in de badkamer. De badkamerdeur gaat open en daar staat mijn moeder. “Ga maar niet je slaapkamer binnen, want je vader moet even bijslapen en anders stoor je hem.”
Vóór ik op deze verbijsterende boodschap kan reageren, doet ze de deur dicht. Het water van de douche begint weer te stromen. Ik hang mijn jas op en duw de deur naar de woonkamer open. “Hee Ann!” hoor ik. Op mijn bank ligt mijn broertje en hij ligt naar mijn tv te kijken.
Naast de bank zie ik twintig verhuisdozen staan. Mijn vader stapt de kamer binnen: “Ja, we hebben je oude kamertje ontruimd, want dan kan ik daar mooi mijn modeltreinen neerzetten. Heerlijk hoor, ik heb het spoor al neergelegd.
Oh en heb je de eikenhouten kast van oma al gezien? Die hebben we in je slaapkamer gezet.” “Nee pap, daar ben ik nog niet geweest, want daar lag jij te slapen. Waar precies hebben jullie die neergezet dan?” vraag ik. De paniek in mijn stem wordt overstemd door schreeuwende mensen op televisie.
Blijkbaar heeft mijn familie de sleutel en mijn huis in gebruik genomen, want mijn vader gaat doodleuk verder: “oh en de hertenkop van tante Emmy, die hebben we ook aan de muur gehangen. Die konden we natuurlijk niet weigeren. Hij staat prachtig in je halletje!” Ik reageer niet en ik loop richting keuken.
De schuifdeur, die ik altijd open laat staan, is gesloten. Ik schuif de deur open. Direct ruik ik de weeë geur van doorgekookt vlees, zoals mijn moeder dat altijd maakt. “Ja, mama heeft alvast het eten opgezet,” zegt mijn broertje, “lekker hè?!
Ik kan het niet meer aan. Rillend loop ik naar de enige ruimte die nog voor mij overblijft. Zittend op de bril voel ik de kou door mijn lichaam trekken.
Anneke Laverman
En, wat vind je ervan? En van mijn dilemma? Ik moet zeggen dat ik zit te popelen om weer een verhaal te schrijven over mijn familie. Zo bijzonder zijn ze namelijk.
Volgende week blog ik over een boek genaamd: Schrijven is Schrappen. Het gaat over creatief schrijven.
[profiel-anneke]